top of page

"Clavicule. Cassée."

We zijn mannen, gemaakt van vlees en bloed, hard als gewapend beton. M. staat het begin van zijn carrière, ik ken de klappen van de zweep en ben door schade en schande wijs geworden. Beide mannen die leven voor het fietsen en nu voor het eerst samen in een koers starten. Zijn bijna kinderlijke enthousiasme werkt aanstekelijk, de sfeer binnen de ploeg is beter dan deze in tijden geweest is. Als ik terugdenk aan de kleine irritaties, de strijd om het kopmanschap tussen J. en P. en de druk die sponsoren op ons uitoefenden door het achterblijven van prestaties, slaat de paniek toe, maar op een of andere manier zorgt M. ervoor dat de gehele ploeg ontspannen is, plezier heeft bijna. Ik lig samen met hem op een kamer omdat de ploegleiding dat een goed idee vond en eerlijk gezegd kan ik mij een slechtere kamergenoot voorstellen. We nemen dagelijks de dag door en bereiden ons voor op de volgende dag, elke dag weer. En nu stond hij naast mij in deze kamer, ik in bed, hij in de vrijetijdskleding van de ploeg. M. begon te vertellen.


"Je had net de top van de heuvel bereikt, rustig in de buik van het peloton. We hadden de etappe verkend, dus wisten we

wat ons te wachten stond: een smalle, snelle afdaling en nerveus gedrang. Het werd oppassen geblazen, wij moesten

ervoor zorgen dat J. uit de penarie bleef en we niet tegen tijdverlies aan zouden lopen. Door het steile begin van de afdaling maakten we snel vaart. We hadden de tweede bocht nog niet gerond of vlak achter ons klonken piepende remmen gevolgd door het scherpe geluid van botsend metaal en carbon en enkele harde schreeuwen."

Het kwam terug, ik zag de afdaling voor mij. Alleen herinnerde ik mij ook direct dat ik de val hoorde, maar kon doorrijden. Het lukte mij nog net om achterom te kijken voordat de volgende bocht opdook en in een oogopslag zag ik geen ploeggenoten op de grond liggen. Blijkbaar waren wij er goed vanaf gekomen. Vijf meter achter mij hoorde ik wegkapitein A. in zijn microfoon vragen of iedereen ok was, vanuit de ploegleiderswagen kwam de bevestiging. We konden door. Sterker nog, we hadden een gat en konden een goede slag slaan voor het algemeen klassement. Eerst maar even beneden komen, A. maande iedereen tot rust te komen. Gecontroleerd daalden we af en probleemloos konden we op de grote weg de schade opnemen. Wij waren compleet en heel, maar de groep was klein. Slechts een man of dertig reed nog bij elkaar, veel klassementsrenners hadden door de valpartij achterstand opgelopen of erger. De koersradio meldde dat drie man uit koers waren, zo zie je maar wat een kleine valpartij als gevolg kon hebben! Ik hoorde nog net dat M. "Kijk uit!" riep en weer klonk het gepiep van remmen.

Een uitwijkmanoeuvre, een toeschouwer met een bord, de stuurbeugels in elkaar en ik had geen enkele kans om ze te ontwijken. In volle vaart vloog in over mijn stuur heen, mijn voorwiel brak onder mij vandaan. De grond kwam dichterbij...

Enige tijd later opende ik mijn ogen en ik keek in de bezorgde ogen van M.. Ik nam een ademteug en voelde direct een stekende pijn! Wat was er gebeurd en waarom lag ik hier in deze greppel? Ik dacht dat ik bij kennis was, maar vrijwel direct werden mijn gedachten weer overgenomen door die stekende pijn! Ik moest weg, terug de weg op. En belangrijker, terug op mijn fiets, maar hoe kwam ik uit die greppel? Ah, daar was de mecanicien, die kon samen met M. vast helpen. Maar het leek er niet op dat ze dat wilden doen, want beide bekeken mij met enige paniek. Ik probeerde te gaan zitten, vond mijn balans en langzaam kwam terug wat er gebeurd was. De stuurfout, de crash. De pijn. Vooral die pijn! Ik pakte de hand van mijn mechanieker en dwong mijzelf om op te staan. Alles om mij heen draaide en terwijl ik voelde dat een warme vloeistof van mijn kin druppelde, probeerde ik zo goed en kwaad als ik kon meester van de situatie te worden. Ik moest verder, waar was mijn fiets, waarom zette de mecanicien mijn fiets niet klaar? Snel inspecteerde ik mijn kleding en ik schrok van de hoeveelheid naakte huid waarmee ik hier stond. Veel meer dan een paar lapjes stof hingen niet om mijn lijf, slechts met veel moeite kon het een outfit genoemd worden. En die pijn trok maar niet weg, het werd alleen maar meer! Mijn benen voelden nog goed, maar er was iets mis met mijn armen. Die rechterschouder hing er een beetje bij en nu de tourdokter dat onderzocht voelde ik mij misselijk worden. Dit was niet goed, het voelde niet goed. De dokter leek te merken wat ik dacht en bezegelde mijn lot met twee woorden: "Clavicule. Cassée."

"Je moet een berg respecteren. Als je een vriend bent van de berg, dan wordt de berg ook een vriend van jou. Aan de voet van een berg zeg ik ook altijd: `Goh, wat ben jij een verschrikkelijk mooie berg'".

​

BRAM TANKINK

bottom of page