top of page

H&M

‘Goedemorgen, dames en heren, vanuit een bewolkt Toulouse. Bij u in Nederland schijnt de zon, wij zitten hier in onze… Nou Maarten, waar zitten we in?’ ‘In onze truien, Herbert, en we hebben er allebei maar één bij ons.’ ‘Ik twee.’ ‘O.’ ‘Mag je zeggen dat het hier ronduit koud is?’ ‘Ja Herbert, dat mag je zeggen. Maar we hebben net dat colletje naar de aankomst beklommen. Met de auto hoor, dat wel. En toen keek ik op het thermometertje, Herbert en die tikte met moeite de achttien graden aan. Dat worden apocalyptische toestanden als de renners daar straks naar de streep moeten.’ ‘Ja, want we zijn hier natuurlijk voor de elfde etappe in de Tour van dit jaar, de etappe die de NOS zal uitzenden, denk ik. Mag je dat zo zeggen, Maarten?’ ‘Dat mag je zeker zeggen, Herbert. En wat ik zo mooi vind: nu kunnen de mensen eens zien hoe godsgruwelijk zwaar dat is, zo’n start.’ ‘Mag je zeggen dat de start misschien wel het moeilijkste is van zo’n hele etappe?’ ‘Nee.’ ‘We zien beelden van de renners die klaarstaan. Valt je iets op Maarten?’ ‘Nou, ik zie daar een jongen van de Lotto Jumbo-ploeg vooraan. Is dat Ten Dam? ‘Het is Sanchez, denk ik. Of Gesink. En het is Lotto-Visma, niet Lotto-Jumbo.’ ‘Je hebt gelijk, natuurlijk. Het is Jumbo-Visma inderdaad, dat is het al heel dit jaar. En die renner, dat is een Jumbo-Visma man in elk geval. Maar natuurlijk niet Gesink, want die rijdt dit jaar niet mee.’ ‘Nou ja, wie het ook is: dat duidt op ambitie. Als ik vroeger vooraan stond bij de start, dan wilde ik erbij zijn, dan wilde ik in die eerste ontsnapping zitten. Dan stond ik daar vaak in m’n eentje. Had verder niemand zin. Dat is allemaal anders nu. De belangen zijn zo veel groter.’ ‘Is dat dan Het Nieuwe Wielrennen?’ ‘…’ ‘Het verhaal is bekend: iedereen wil vooraan zitten, iedereen heeft belangen. Want als je vooraan zit, dan zit je kopman op rozen.’ ‘Precies. Al blijft het natuurlijk man tegen man.’ ‘Ploeg tegen ploeg.’ ‘…’ ‘Néééé, Herbert! Hou toch eens op met dat tekentafelwielrennen!’ ‘Dat is het wielrennen van vandaag, Maarten!’ ‘Ik kan daar niet tegen, ik geloof er niet in. Ik wil het niet.’ ‘Mag je zeggen dat alle aanvallen die we zo gaan zien aanvallen-in-dienst zijn?’

‘Toevallig sprak ik vanochtend Ceesje Bol, ons sprintertje uit het Noord-Hollandse Zaandam. De springveer. Dat manneke daar. Die belhamel die onze volgende sprinthoop is. Die wilde wel meesprinten vandaag. Ik vroeg hem of dat in iemands dienst zou zijn. Weet je wat ie zei?’ ‘Nee.’ ‘Dat zei Bol dus ook.’

‘Heel benieuwd wat dat gaat geven straks. Zie ik daar ook Oss staan, die lange Italiaan? Met die blonde manen?’ ‘Já, verdómd, dat is Oss. Wat doet die nou daar? Dit is héél vreemd. Hier begrijp ik niks van.’

‘Sterke vent, Oss. Op papier tenminste, maar wat zegt dat, halverwege zo’n hectische wedstrijd? Benieuwd wat dat gaat geven zo.’ ‘Staat 103e in het klassement, Oss, op ruim een uur van de leider Alaphilippe.’ ‘Toch een sterke vent. Tempobeul. Stille man. Halve Slowaak intussen. Goed renner.’ ‘Op bijna anderhalf uur.’ ‘Die zit niet lekker in zijn vel hier, in deze ronde.’ ‘Op bijna anderhalf uur. Héél vreemd. Dat moeten we misschien eens uitzoeken, hoe dat zit.’ ‘Heeft al veel op kop geboord, in dienst van. Hij moet láchen, kijk nou Herbert, hij zit gewoon nog te lachen! We kunnen ieder moment starten en ze zitten nog gewoon grappen te maken. Dit is héél vreemd.’ ‘Misschien hoorde hij iets grappigs via zijn oortje. Wat vind je daar eigenlijk van Maarten, die oortjes?’ ‘De oortjes vermoorden het fietsen, Herbert. Dat meen ik echt. Dat eeuwige getelefoneer…. Gewoon lekker fietsen, joh!’

‘Dat ben ik helemaal niet me je - een beeld van achteraan het peloton! Daar staat Niki Terpstra. Kijk ‘m staan. Daar staat-ie. Geen goeie Tour, voor onze landgenoot. Maar misschien kiest hij nog een dagje uit.’ ‘Vandaag niet hoor. Die gaat nog om z’n moeder zitten roepen. Och jongens, dat is onmenselijk hoor, wat ze vandaag voorgeschoteld krijgen. Dat heb ik nog nóóit gezien, zo’n profiel.’

‘Daar staat de burgemeester. Die gaat zo schieten. Met een pistool. Wat denk je, Maarten?’ ‘Ik denk dat ie mist.’ ‘En als dat schot klinkt…’ ‘Jááááá, dan komt het peloton in een staafmixer. Dat zie je gewoon. Jongens toch.’ ‘Ik hoor een schot! We zijn begonnen! Over zeven uur weten wie er hier wint, in Bagneres de Luchon, waar een waterig zonnetje nu toch langzaam door het wolkendek breekt.’ ‘Nog zeven uur. Jongens toch.’ ‘…’ ‘Ai, Terpstra is gevallen en zal niet meer opstappen. Dat is een tegenvaller. Ah, gelukkig, we krijgen in onze oortjes door dat Terpstra weer is opgestapt en kijk, daar rijdt hij! Oh nee, dat is de kopgroep met Terpstra's ploeggenoot Calmejane. Terpstra is toch afgestapt zo horen wij nu in onze oortjes. Jammer voor Terpstra.’ ‘Het zit hem toch al niet mee dit jaar, Herbert.’ ‘Nee. Hij ging naar een Franse ploeg om nog wat te verdienen, maar is veel gevallen. Jammer voor Terpstra toch.’ ‘Ja, dat is inderdaad jammer. Hij had zich er meer van voorgesteld denk ik zo.’ ‘…’ ‘Daar rijdt Stephan Roche achterin het peloton. Oh nee, het is Nicolas natuurlijk, zijn zoon.’ ‘Nee Herbert, dat was duidelijk niet Steven Rooks.’ ‘Ja, die kon linkeballen hoor!’ ‘…’ ‘…’

‘…’ ‘Dames en heren, welkom bij de finale van de elfde etappe bij Sporza. Het belooft een mooie sprintaankomst te worden, maar eerst moeten ze onze landgenoot de Gendt nog terugpakken. Gaat dat lukken, José?’ ‘Ja, ik denk toch van wel, Michel.’

 
 
 

コメント


"Je moet een berg respecteren. Als je een vriend bent van de berg, dan wordt de berg ook een vriend van jou. Aan de voet van een berg zeg ik ook altijd: `Goh, wat ben jij een verschrikkelijk mooie berg'".

BRAM TANKINK

DE TOURTIJGERS

© Published by 'De Tourtijgers', under control of J-M Leblanc, J-M Leblanc and de Gebroeders de Boer

bottom of page