top of page

De stenen van Roubaix

Met mijn hoofd in het gras tuur ik naar de felblauwe hemel. Witte sporen van vliegtuigen en een paar kleine onschuldige op plukjes watten lijkende wolken maken het af. De warme zon straalt op mijn gezicht en been- en armstukken zijn overbodig. Het is nu echt zomer, het is koers! Met mijn ogen dicht geniet ik van het moment, de warmte en de geur van het gras in het Franse platteland. Met mijn fietskleding nog aan en een natte handdoek in mij nek dwalen mijn gedachten af naar de bespreking van gisteravond: de etappe is met zijn 156,5 kilometer niet bijster lang, maar de rit van Arras naar Roubaix is lood- en loodzwaar. Na 47 kilometer koers duikt de eerste kasseistrook op. Deze is 1600 meter lang en dat geldt ook voor de tweede kasseistrook van de dag, die na 53 kilometer ligt. Daarna krijgen we zo’n 15 kilometer rust en ligt er een sectie van 900 meter aan kinderkopjes.

Op 70 kilometer van het einde gaat het pas echt los en volgen de twaalf overgebleven kasseienstroken elkaar in hoog tempo op. In 48 kilometer tijd liggen er elf stukken met kasseien, waarvan de lengte opgeteld 16,2 kilometer bedraagt. Na kasseistrook 2, de voorlaatste omdat de stroken worden afgeteld, is het zo’n 13 kilometer over asfalt richting de laatste strook van 1400 meter. Daarna is het vlak naar de finish, die acht kilometer verderop ligt naast de bekende wielerbaan van Roubaix. Aan de meet is er uiteindelijk 21,7 kilometer aan kasseien afgelegd. Welbekende stroken als Arenberg en het bos van Wallers negeren we, maar deze hel is mijn hemel!

Half verscholen in het stof doemt de volgende strook voor me op. Het stof hangt als een kringelende kruitdamp rond de bijna willekeurig neergesmeten kasseien. Ik kan de verhalen alleen maar beamen, dit is het voorportaal van de hel. Gekker dan dit wordt het niet: kasseien zo glad als spek, spleten, gaten en kraters sieren dit plaatselijke stukje maanlandschap. En stof, overal stof. Je zou maar last van astma hebben, hier helpt geen pufje tegen!

Na een korte aanloop is het zover, het beest aan het voorportaal van de hel opent zijn met roestige tanden bezaaide bek. Soepel blijven trappen op een groot verzet was het devies. Na de eerste meters voel ik me zeker van mezelf, het gaat verassend goed! De kasseien vliegen onder mijn wielen door en al snel krijg ik een gevoel van euforie. Puur genot! Ik krijg er kippenvel van, wat een ongelofelijk gevoel! De overkant al doemt op. Na het inhalen van een angstige Brit weet ik het zeker: ik ga het halen zonder noemenswaardige gebeurtenissen. De laatste meters van dit helse beest vliegen onder me door en daar is al het gladde asfalt!

We rijden in volle draf naar Camphin-en-Pévèle, opnieuw een viersterrenstuk. Op deze kasseien proberen de beste renners de concurrentie te vermorzelen. Ik ken mijn geschiedenis, Camphin-en-Pévèle wordt ook wel eens de Pavé de la Justice genoemd, naar de officiële naam van de weg. Gerechtigheid is hier alleen vaak ver te zoeken, valpartijen en lekke banden zijn aan de orde van de dag. Iedereen kent de beelden, ieder jaar weer vallen complete groepen op de kasseien. Zielige hoopjes mens zitten dan in de berm, gevangen in verdriet en kleding van de ploeg. Gebroken, gekneusd, klaar. Vandaag is de strook echter vrij van grote groepen die tegelijkertijd de strook over spartelen.

Plots wordt mijn rust bruut verstoord en open ik mijn ogen weer. Het tempo gaat omhoog, er rijde grote namen op achterstand. Ik reageer, spring mee met twee anderen die de ontsnapping wagen. Het lukt niet, voordat we goed en wel onderweg zijn zitten we alweer in de buik van het peloton. Of wat daar nog van over is. Vier renners proberen het, de rest aarzelt. Ze zijn weg. Had ik maar kunnen aanhaken, dan zou ik een top tien kunnen rijden hier! Gegroepeerd trotseren we de laatste strook en rijden we naar de finish. Jammer genoeg ligt die niet op de heilige grond van het Velodrome, daar moet ik nog een keer voor terugkomen. Toch mag ik sprinten en warempel, ik word tiende! Wederom kippenvel.

Op speciaal verzoek, en omdat ik bij een Belgische ploeg rijd, mogen we gebruik maken van de douches bij de baan. Ik kleed me om in het betonnen hok van de Keizer van Herentals, Rik van Looy. Ik was het stof en het vuil van me af in de legendarische douches van het Velodrome. Naast me staan mijn mede strijders. Er ontstaat een glimlach, een kameraadschap. Een luide boer galmt door de betonnen bak, hard gelach volgt. Dit is Roubaix, hier ga je van de hel naar de hemel. Of blijf je steken in de hel.

"Je moet een berg respecteren. Als je een vriend bent van de berg, dan wordt de berg ook een vriend van jou. Aan de voet van een berg zeg ik ook altijd: `Goh, wat ben jij een verschrikkelijk mooie berg'".

​

BRAM TANKINK

bottom of page